Het principe van eenzame opsluiting vereiste een nieuw type gebouw: de cellulaire gevangenis. De eerste Nederlandse cellulaire gevangenissen in Amsterdam (Weteringschans) en Utrecht (Wolvenplein) hadden een vergelijkbare opzet. Deze bestond uit een kruisvormig complex met cellenvleugels die samenkwamen in een centrale hal van waaruit toezicht gehouden kon worden op alle gevangenen. In Utrecht werd deze centrale hal ‘het vlak’ genoemd.
Het vlak is geïnspireerd op het panopticum (Grieks voor alziend). Dit architectonisch ontwerp maakt het mogelijk om groepen te controleren, te disciplineren te bewaken, te bestuderen en te verbeteren. Een gebouw volgens dit principe ontworpen, bestaat uit een centrale hal met daar om heen ringen van cellen over verschillende verdiepingen gestapeld. Eén opzichter in de hal volstaat om alle bewoners te bewaken, te kennen en te beheersen. Een aantal koepelgevangenissen zijn gebouwd volgens het panopticumprincipe: de koepelgevangenissen in Breda (1886), Arnhem (1886) en Haarlem (1899).
Eind jaren ’90 van de vorige eeuw moest de gevangenis geschikt gemaakt worden voor zowel stadsgevangenis als gerechtelijke opvang van verslaafden. Omdat er dus twee verschillende groepen gevangenen (regimes) zouden komen, werd ervoor gekozen om in de vleugels A en C een visuele scheiding te maken tussen de begane grond met meer algemene ruimten en de verdiepingen met de cellen. Er werd gekozen voor een reversibele beloopbare glazen vloer tussen de galerijen. Hiermee verdween de mogelijkheid om vanuit het vlak alle cellenvleugels te overzien.
Het concept van Wolvenplein als een kruisvormige gevangenis met centrale hal, drie cellenvleugels, elk drie verdiepingen hoog is een belangrijk onderdeel van de monumentenstatus van Wolvenplein. Na de sluiting van gevangenis Weteringschans in Amsterdam is Wolvenplein de laatste van de cellulaire gevangenissen waar de oorspronkelijk opzet van eenzame opsluiting nog zo goed valt af te lezen.
De volgende boeiende vraag:
#8 Waar komt de naam Wolvenplein vandaan?